vrijdag 14 februari 2014

Kazerne Dossin

Bron : 
http://nl.wikipedia.org/wiki/Kazerne_Dossin


Wij denken er over na om onze uitstap te houden naar Kazerne Dossin. Omdat ik hier zelf nog niet zo veer over weet heb ik al wat achtergrond informatie opgezocht die is dan ineens met jullie zal delen.

Kazerne Dossin in Mechelen werd tijdens de Tweede Wereldoorlog door het Duitse leger gebruikt als doorgangskamp (SS-Sammellager Mecheln) om Joden en zigeuners uit België te transporteren naar Auschwitz.

De Dossinkazerne heeft een geschiedenis die verder teruggaat dan WO II. Het geheel werd in 1756 gebouwd in opdracht van Maria Theresia van Oostenrijk en heette aanvankelijk ‘Hof van Habsburg’. De stad stond in voor de bouw van de kazerne. Het gebouw diende als infanteriekazerne en huisde 2400 soldaten. Later werd het pand gebruikt voor niet-infanteristen en als opslagruimte. In 1936 kreeg het gebouw de naam Kazerne Dossin, voluit Kazerne Dossin de Saint-Georges, genoemd naar luitenant-generaal Baron Dossin de Saint-Georges.

Bij het begin van de Tweede Wereldoorlog capituleerde de Belgische staat. Generaal Alexander Von Falkenhausen werd vanaf dan aangeduid als militair bevelhebber van België en Noord-Frankrijk. De Sicherheitspolizei-Sicherheitsdienst (Sipo-SD) opende een kamp in het Fort van Breendonk. Kurt Asche, referent Judenangelegenheiten bij de Sicherheitspolizei, was verantwoordelijk voor de Jodenvervolging in deze streek.
Binnenplaats van Kazerne Dossin.
Tussen oktober 1940 en juni 1942 werden een reeks van Joodse verordeningen uitgevaardigd. Het werd Joden o.a. verboden ’s avonds hun huizen te verlaten, Joodse kinderen werden uitgesloten uit scholen en ze werden verplicht de Jodenster te dragen. Daarnaast mochten Joodse ambtenaren, leraren en magistraten hun ambt niet meer uitvoeren en werden Joodse ondernemingen overgedragen aan niet-Joden.
Op 11 juni 1942 werd door Adolf Eichmann het bevel gegeven te starten met de deportatie van Joden. Reeder, rechterhand van Von Falkenhausen en bevoegd voor de militaire administratie in het bezette België, keurde een voorlopige vrijstelling van deportatie voor Joden met de Belgische nationaliteit goed. Dit deed hij om de rust te verzekeren. Toch betrof dit slechts een klein gedeelte van de Joden in België omdat meer dan 93 procent van de Joden emigranten waren. Tot de opening van het verzamelkamp Kazerne Dossin werden Joden in het Fort van Breendonk gevangengenomen.
Eind juli 1942 werd Kazerne Dossin dan als verzamel- en doorgangskamp ingericht. De Dossinkazerne was voor dit doel ideaal gelegen: centraal tussen Brussel en Antwerpen, waar 90 procent van de Joden woonden. Er liep een goederenspoorweg vlak naast de Dossinkazerne, zodat de gevangenen direct en ongezien naar de treinwagons konden worden geleid. Het verzamelkamp stond onder de leiding van SS-Sturmbannführer Philipp Schmitt, die ook verantwoordelijk was voor het Fort van Breendonk. Later werd de functie overgenomen door Hans Johannes Gerard Frank, die een meer gematigde aanpak had. Een deel van de Joden werd ook via het doorgangskamp Drancy in Frankrijk gedeporteerd.
Vanuit dit kamp in Mechelen werden tijdens de Tweede Wereldoorlog 25.482 Joden en 351 zigeuners naar Auschwitz-Birkenau gedeporteerd. Van hen keerden 1.240 personen levend terug. Dit is minder dan 5% van het aantal mensen dat in de kazerne terecht kwam. Aanvankelijk werden Joden in Mechelen verzameld via een tewerkstellingsbevel. Later ging men over op een meer agressieve aanpak. Vanaf dan werden in verschillende regio’s in Antwerpen en Brussel razzia’s gehouden. In de zomer van 1942 werden de meeste mensen gedeporteerd. In 100 dagen verzamelde het Duitse leger toen 16.873 Joden en zigeuners voor transport. Slechts 385 overleefden.
Bij hun aankomst in de Dossinkazerne werden Joden en zigeuners geregistreerd en werden hun namen op de deportatielijsten geschreven. Hun goederen werden geconfisqueerd door het Duitse leger. Tijdens hun verblijf werden mannen en vrouwen fysiek en mentaal mishandeld door de bewakers. Ze moesten zich openbaar uitkleden voor onderzoek en werden vaak zonder reden geschopt en geslagen. Onder Hans Johannes Gerard Frank veranderde de situatie enigszins. De werkdruk werd verlaagd en de slaapruimtes werden verwarmd. De gevangenen bleven gemiddeld minder dan een week in de kazerne.
De gedeporteerden werden in 28 transporten naar Auschwitz gebracht. Op 19 april 1943 werd transport XX door het Belgische verzet te Boortmeerbeek tegengehouden. Hierbij konden 232 gevangenen ontsnappen, waarvan er 119 nooit meer opgepakt werden. Dit was tevens het eerste transport waarbij Joden werden vervoerd in goederenwagons. De gevangenen, waaronder vrouwen en kleine kinderen, moesten een aantal dagen rechtop blijven staan.
Bij de grote transporten uit 1942 werd ongeveer 65% van de gedeporteerden na aankomst onmiddellijk vergast. De anderen werden als dwangarbeiders aangesteld. Door gebrek aan voedsel en hygiëne stierf ook een groot deel van hen. Vanaf 1944 werden procentueel gezien minder Joden uit België onmiddellijk vergast. Velen van hen kwamen wel om tijdens de zogenaamde dodenmarsen in 1945. Het laatste transport vertrok op 31 juli 1944. Op 4 september 1944 zijn de laatste 520 gevangenen vrij, één dag nadat de bewakers Kazerne Dossin waren ontvlucht.

Vanaf 4 september 1944, het einde van de Tweede Wereldoorlog in Mechelen, werd de Dossinkazerne een interneringskamp van de Belgische repressie. 200 tot 300 verdachten werden eerst op de binnenkoer van het stadhuis wederrechtelijk samengebracht en nadien met vrachtwagens vervoerd naar de Dossinkazerne (en de kazerne luitenant-generaal baron Michel, eveneens te Mechelen). Opnieuw werd de rechtsgang in de Dossinkazerne met de voeten getreden en werden de mensenrechten er geschonden. Vanaf 16 september 1944 (tot juni 1947) stond de Dossinkazerne officieel onder controle van het Ministerie van Justitie.
In 1948 kreeg het gebouw als school voor de administratie van de Krijgsmacht zijn oorspronkelijke functie terug. In 1973 echter verhuisde dit militaire instituut, waarna Kazerne Dossin in verval raakte. In de jaren ’80 werd het complex daarom in appartementen opgedeeld en in 1989 nam ook het stadsarchief zijn intrek in het gebouw. Op vraag van de Vereniging van de Joodse Weggevoerden in België - Dochters en zonen van de deportatie (VJWB) en het Centraal Israëlitisch Consistorie van België (CICB) werd daarbij ook ruimte vrijgemaakt voor een museum over de periode waarin de kazerne als verzamelkamp dienstdeed. Het Joods Museum van Deportatie en Verzet werd officieel geopend in 1995 met steun van de Stad Mechelen en de provincie Antwerpen. Naast een museum werd ook een documentatiecentrum uitgebouwd. Dit documentatiecentrum wil op een consistente wijze de documentatie over Joodse gedeporteerden verzamelen, inventariseren, bewaren en ontsluiten. Het documentatiecentrum beschikt zelf over zo'n drieduizend bundels bestaande uit in beslag genomen documenten van Joodse gedeporteerden. Het betreft brieven, identiteitskaarten en werkvergunningen van 4400 mensen die naar de vernietigingskampen zijn gestuurd via Mechelen. Het museum vertelt het verhaal van de Jodenvervolging in België en de functie van Kazerne Dossin daarbinnen.Ook zijn er appartementen gevestigd met als syndicus AB Vastgoedbeheer. Het geheel werd in 2011 herdoopt tot Kazerne Dossin, Memoriaal, Museum en Documentatiecentrum over Holocaust en Mensenrechten. De voorstel kwam er op initiatief van minister-president Patrick Dewael. In de eerste plaats wil Kazerne Dossin een historisch museum blijven, maar daarnaast ook kritisch wijzen op mechanismen die leiden tot schendingen van de mensenrechten. Voor de uitbreiding van de site werd een nieuwbouw ontworpen door het architecten AWG van Bob Van Reeth.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten